Van het woord AH  


Het is een vroege avond. De bomen
vallen stil. Het najaar eet. Men denkt: dit.
Als een hand in mij om te maken.
Het ontwapenend bruin, het broodgeelgoud,
het omwegrood. De appel in het blad.

Een guldeling, een pippeling, een ster,
een stoof, een suikerappel, een vrucht
van twist en tweedracht. De lust die de wereld
beweegt, die rolt, die zingt, die weet
dat volgevreten vlees vergeet.

Wat komt niet op doden uit? Overal
maalt het verscheiden. Tevergeefs redt men
potvis, gezicht, het niet. Kust en trapt
men in het niets. Loopt het leven op nergens
uit. Haastig moet men, gaat men wel

geloven in latere zomeravonden
waar gestoofd in duurzaamheid men ligt.
In een windvlaag, een weerlicht. Bomen ruisend
als waterketels, licht fluitend over
stoeptegels waar de voetstappen van

Hoge Heren, hazen en luizenkinderen,
van lieden, leiders en verminkten tezamen
klinken met het wetten van de messen.

De wereld, ach, de wereld is.
Van de zomer het najaar, van de appel
de schil, van het woord ah de as.
© Margreet Schouwenaar http://www.margreetschouwenaar.nl/


Aan de inhoud van deze pagina kunnen geen rechten worden ontleend
©2001- POMologische Vereniging Noord-Holland