Morellen  


Geschiedenis en gebruiksmogelijkheden van oerkrieken tot Kelleris nr. 16

Inleiding

Morellen. Lid van de familie van de kersen. In Nederland vrij onbekend, tegenwoordig, althans zeker bij particulieren. De gemiddelde particulier heeft een zoete kersenboom in zijn tuin of boomgaardje. Daar is niets mis mee. Maar de morel biedt juist voor mensen die van huisvlijt houden grote mogelijkheden. Om de morel de waardering te doen krijgen die hij verdient, gaan we met zeven mijls laarzen door zijn geschiedenis.

Geschiedenis van de morellen in zevenmijlslaarzentempo.

Noot vooraf: In dit hoofdstuk worden morellen als “onderras” van de krieken gezien. Zie Herman Vandommele “Kersen voor Miljoenen” (o.a. pag. 85), waar een soortgelijke benadering plaatsvindt.

De morellen stammen af van de oerkers. De wilde zure kriek vormt de verbinding tussen de oerkers en de noorderkriek morellen.

Al in het klassieke Griekenland kende men de Macedonica, mogelijk de voorvader van de vroege morellen of noorderkrieken. Het oorsprongsgebied van de kleine rode vruchten ligt waarschijnlijk rond de Kaspische Zee; mogelijk heeft Alexander de Grote daar de kersen en krieken vandaan gehaald.

Ook de Romeinen kenden een kersencultuur. Zij hadden onder meer de Lutatia. Ook van dit ras wordt wel gesuggereerd dat het de voorvader kan zijn van de morellen of noorderkrieken.

Vooral dank zij de Romeinen en daarna kerstenende monniken vindt in de Romeinse tijd respectievelijk in de vroege Middeleeuwen verspreiding van kersen en morellen plaats.

Karel de Grote is groot promotor van de fruitteelt. Bij zijn paleis in Aken laat hij 1125 kersen aanplanten.

Ook Benediktijnen hebben in hun abdijen het nodige aan kersen aangeplant.

In de elfde eeuw worden morellen wel gebruikt als medicijn voor maagklachten.

In de 13e eeuw komt men in de geschriften steeds vaker krieken tegen, een zure soort kersen. Net als amarenen.

In 1491 schrijft de Toscaanse natuurkundige dat zure krieken gas vormen in de maag en daardoor……de mond fris houden.

In de 16e eeuw komen kersen en krieken regelmatig voor in boekhoudingen van tolheffende steden als Dordrecht en Brouwershaven.

In de gouden 17e eeuw wordt Amsterdam met “carssen ende kriecken” voorzien vanuit Burgerdam en Utrecht, maar ook vanuit Wesel en Emmerich.

In 1602 geldt er in Zierikzee en verbod op het verkopen van “karssen, kriecken, morellen en diergelijcke” als die bedorven zijn.

A. Munting schrijft in 1696 in “Kracht van de Aardgewassen” over de heilzame werking van zure, rode morellen. De vruchten zelf geven goed bloed, wekken eetlust op, drijven de “fluimen” uit, doen t water lossen (= zijn vochtafdrijvend, in huidige termen) en nemen de hitte van de gal weg.

De kernen (= pitten) doden de wormen en drijven het graveel af.

De gom van morellen , mits met wijn ingenomen, verzachten de keel, geven een helder gelaat en zuivere huid en wekt eetlust op. Aldus Munting in 1696.

Morellen waren de ”after eight” van de 17e eeuw. Morellen zouden na een maaltijd de maag doen samentrekken en verstoppen. “soo verdouwste te rasser en beter dan als se open is”. Morellen voor een betere spijsvertering, dus.

In de 19e eeuw wordt Witzenhausen bij Kassel bekend om zijn Schattenmorelle=Noorderkriek

Hiermee zijn we, met dank aan Herman Vandommele, met rasse stappen door de geschiedenis van de kriek, de morellen in het bijzonder, gelopen. Het is te hopen dat door deze tocht de bewondering voor de morellen zal groeien, en daarmee het besef dat wij in de 21e eeuw erfgenamen zijn van een millennialange traditie. Te weinigen zetten de tradities rond het gebruik van morellen voort. Nadat eerst nog ingezoomd is op twee morellenvariëteiten, zullen daarom enkele tips volgen hoe simpel, zonder al te veel tijdsbeslag, ook in de eerste decade van de 21e eeuw nog in huis met morellen gewerkt kan worden.

Tijd nu om in te zoemen op twee soorten: de “Echte Morel” en de Schattenmorelle

De geschiedenis van de “echte” morel meer specifiek belicht

Herman Vandommele ziet de morel als zure kriekestruik, die rechtstreeks erfgenaam is van de echte kriek, met zoals eerder gesuggereerd de buurt van de Kaspische Zee als vermoedelijk oorsprongsgebied.

De Romeinen zouden de variëteit zure kriek gekend hebben onder de naam “Apronianum”

Het woord morel zou afgeleid zijn van Moren. Ofwel de Arabieren zouden de morel daadwerkelijk ingevoerd en verspreid hebben. Dat laat onverlet dat eerder de Romeinen de verspreiding voor hun rekening genomen zouden kunnen hebben. De Romeinen bezetten immers rond de jaarwisseling ook Noord-Afrika, het gebied dat later “Moors” werd!

In de Middeleeuwen zou het zure karakter van de vrucht benadrukt zijn in de naam “Agrota”. Daarin herkent u als u hoger in het Frans geschoold bent het woord aigre van vinaigrette; aigre is gewoon zuur op zijn Frans. Ook het woord Amère wordt toegevoegd in 1485. Amère = bitter. Die bitterheid zou volgens sommigen refereren aan de bitterheid van de kruistochten. Tijdens één van de kruistochten zouden morellen uit Syrië zijn meegenomen, aldus een alternatieve veronderstelling over de herkomst van de morel.

In 1596 spreekt men over “Morelo Cherries” uit Frankrijk.

In 1672 komt de term Morel voor in de ”Nederlandse Hovenier” . Daarin raadt men aan deze morellen in “Krieckerijen” te planten.

Een geschrift uit 1737 beweert dat morellen niet gezaaid mogen worden, maar op boskriek geënt moeten worden.

Diverse variëteiten passeren in de jaren en eeuwen daarna de revue in ons land. Guldemond, Rosenobel en Schimmelpenning in de tweede helft van de 18e eeuw.

In de 19e eeuw zijn er Nonnenkers, Jeruzalemkers en Kardinaalskriek, alsmede Heidelberger, Duitse Pelswijkser en Dokterskers.

Tussen de wereldoorlogen zijn in België de Schaarbeekse Noordkriek en de Morille in opkomst. Ze worden gebruikt voor het kriekenbier. In Duitsland, bij Thüringen is er de Oberdorla.

In 1960 werd de Kelleris nr. 16 geïntroduceerd. Deze combineerde zware vruchten met een (toch) goede totaal- opbrengst.

Kelleris nr.16 (foto: Bas van Andel)

morellen: Kelleris nr 16 aan hangende tak.foto: Bas van Andel

De Schattenmorelle

Herman Vandommele probeert de oorsprong van de Schattenmorelle terug te leiden naar een in 1590 beschreven zure kriek en een in 1816 genoemde, uit Milaan afkomstige Grosse Cerise à Ratafia. Via een Duitse monnik zou deze variëteit in Duitsland verspreid zijn. In het Rijnland sprak men van “Nordkirsche”. Een kriek waarvan de vrucht zo vast zat aan de steel dat men moeite moest doen hem er af te krijgen.

Herman Vandommele trekt de lijn door langs de Doppelte Schattenmorelle en de Lange Loth Kirsche.

De Schattenmorelle doet het ook in moderne tijden nog goed. Niet als vers consumptiefruit, maar als (hulp)grondstof voor jams en zuivelproducten.

Schattenmorelle. Foto: saemann-baumschulen.de/

Morellen, de boom

Er is een wezenlijk onderscheid tussen kersen- en morellenbomen. Kersenbomen gaan rechtop omhoog, en spreiden hun stevige takken schuin omhoog. De groeiwijze van de morel is meer struikachtig. De morellenboom blijft dan ook doorgaans kleiner dan de kersenboom (uiteraard geldt dit alleen voor op traditionele boskriek-onderstam geënte kersen). Het hout is slap en hangt naar beneden. De boom krijgt treurwilgachtige trekjes. Onderstaande foto’s en tekening verhelderen het verschil tussen een kersen- en morellenboom

De wilde, neerhangende groeiwijze van de morel (Kelleris nr. 16)(foto: Bas van Andel)

Bron van deze tekening van het hout van de de morel: http://www.hik.hu/tankonyvtar/site/books/b155/kepek/15-1.jpg

Een afgetopte kersenboom: sterke, opgaande takken (foto Bas van Andel)

Tot slot nog een technisch verschil. Kersen hebben doorgaans een bestuiver nodig. Morellen hebben doorgaans geen bestuiver nodig.

Morellen voor u, nu

Morellen zijn bij hobbytelers minder geliefd dan zoete kersen. Men kan ze eigenlijk niet vers eten. Morellen zijn mooie vruchten om in de keuken te verwerken. Morellen horen in sappen, jams, gelei’s en dergelijke producten. Helaas is het zo dat in de 21e eeuw met zijn fast-food cultuur de 65-minners eigenlijk geen tijd hebben –of maken- voor deze vrucht. Zonde. Een stuk “thuis-fruit- verwerkings-cultuur” dreigt daarmee te verdwijnen. Terwijl er toch boekjes genoeg zijn waarin staat hoe u jams en sappen kunt maken. Alleen, deze boekjes vindt men tegenwoordig vaker bij de kringloopwinkel en op rommelmarkten dan in de keukens van de fruitbomenbezitter.

In dit artikel daarom tot slot een gemakkelijke gebruiksmogelijkheid voor morellen in een “rumtopf”. Deze kost u weinig tijd. U moet alleen geduld hebben tot de komende winteravonden. Dan hebt u de kans om weerom van uw eigen morellen te genieten. De natuur doet het werk, u hoeft alleen maar fruit aan de alcohol toe te voegen en te wachten…op de complimenten van uw gasten voor uw eigengemaakte “fruitborrel”. Wecken en jam maken kunt u thuis ook; dat kost u alleen iets meer werk.

De makkelijkste manier van morellen bewaren: de rumtopf

Een rumtopf is een geglazuurde pot met deksel. In de pot doet men rum, (inmaak-)brandewijn of dergelijke sterk alcoholische drank. Men kan ook een glazen pot met deksel gebruiken.

Foto: Bas van Andel

In de alcohol doet men de (ontpitte) morellen, met per kilo morellen 2 ons suiker. Met frambozen en bessen kan men de inhoud aanvullen en de smaak doen variëren. Deksel er goed opdoen tegen het verdampen en… wachten maar tot het kortst der dagen. Een uitvoeriger handleiding o.a. in “Voedsel conserveren”(compact- boek 1978)

Iets bewerkelijker: morellen wecken

De morellen worden van steeltjes ontdaan . Alleen de mooiste in de glazen pot doen. Per liter glas 2 à 2,5 ons suiker toevoegen. Steriliseren gedurende 15 à 20 minuten op 80 graden Celsius. Morellen zonder pit kan men daarna nog 5 minuten langer op 85 graden Celsius laten staan; dit als extra waarborg tegen bederf.

Uit: “Receptenboekje voor het inmaken van groenten, vruchten en vleesch in onze inmaakglazen”, Vroom en Dreesmann, z.j. (wsch. vooroorlogs).

Nog meer huisvlijt: morellenjam

Zonder hier een cursus jam maken te willen geven, (de basisvaardigheden staan in menig boekje), het volgende basisrecept.

Men wasse en ontpitte (met een ontpitter) 1 kilo morellen. Men verwijdere de steeltjes. Men voege toe 1 kilo suiker. Die moet (meerdere uren of een nacht) intrekken. Vervolgens al roerend koken totdat het mengsel stijf genoeg is (dit is als een druppel van het kooksel niet van een schuin gehouden bord afglijdt). Dan giete men het kooksel in de weckpot. Na het sluiten daarvan 10 minuten bij 90 graden Celsius inmaken. Voor volledige beschrijving van het jam-inmaakproces zie bijv. het “Weck-Inmaakboek”.

Verder lezen:

  • Herman Vandommele “Kersen voor Miljoenen”
  • Diverse kook- en fruitverwerkingsboekjes o.a. zoals genoemd in het artikel
  • Diverse websites, o.a. jam.startpagina.nl, www.weckonline.nl.


Aan de inhoud van deze pagina kunnen geen rechten worden ontleend
©2001- POMologische Vereniging Noord-Holland