De Drielse Groene  


Soms kom je een ras tegen waarvan je nog nooit gehoord hebt. Een ras dat in de literatuur alleen vermeld wordt als een regionaal ras, zonder verder veel woorden. Een ras dat ook op Internet alleen maar een enkele keer in een bijzin genoemd wordt, als ras dat bestaat.

De Drielse Groene is zo'n ras. Dank zij de onovertroffen Henk Houtman, opperdeterminator van de Pomologische Vereniging Noord-Holland, kreeg ik de naam van het ras in handen.

Aangezien er op Internet welhaast niets te vinden is over de Drielse Groene, komt hier wat je kunt noemen een rasbeschrijving.

Oorsprong en geschiedenis

Over de oorsprong van de Drielse Groene lijkt op het eerste gezicht weinig discussie mogelijk. Wie echter een echte Van Driel aanspreekt, hoort dat er een historisch weinig bekend "Land van Driel" (ten zuiden van Zaltbommel, het huidige Kerkdriel, Velddriel e.o.) ligt en verderop, bij Heteren, een ander Driel.

Driel betekent, heb ik mij verder door Han van Driel laten uitleggen,"Plek waar 3 rivierarmen samen komen". Maar welk Driel hier de bakermat van de Groenen was, is onduidelijk. Het doet er ook niet zoveel toe; in ieder geval, de oorsprong ligt in het rivierengebied.

Over de geschiedenis kan ik vrij kort zijn: daarvan zijn mij geen gegevens bekend. In de mij beschikbare Rassenlijsten komt het ras niet voor.

De boom

De boom staat bekend als een forse groeier. Maar dan meer in de hoogte dan de breedte. De takken zijn vaak zo vol beladen, dat het vrij slappe hout doorbuigt. Er zijn dus geen brede gesteltakken; bij de stam gaan de takken al vlot omlaag. De boom produceert overvloedig hout op zijn gesteltakken, elk jaar weer. De boom lijkt welhaast groeipunten in de vorm van doornen te hebben. Fors snoeien is nodig om de peer niet echt te doen verwilderen.

Het silhouet van de boom: een verwilderd uiterlijk.

De boom heeft, met zijn jaarlijkse groei, veel voedingsstoffen en water nodig. De hier gefotografeerde boom stond zijn leven lang in de buurt van forse populieren. Hij werd tot kort niet onderhouden omdat zijn eigenaars hem als "wilde" peer betitelden. Pas toen de populieren tot knotwilg gereduceerd werden en in hun val de perenboom beschadigden werd snoeien nodig. Door deze snoeibeurt, door bemesting met kippen- en paardenmest én door het verdwijnen van de licht, water en mineralen vretende populier heeft de perenboom nu voor het eerst sinds mensenheugenis grote peren opgeleverd.

De boom is dus het levende bewijs dat Drielse Groenen, met hun ferme groeilust, meer nog dan andere fruitbomen, water, licht en mineralen nodig hebben om mooi fruit te leveren.

Het blad

Opvallend is dat het blad in grootte (van blad én steel) sterk verschilt.

Verschillen in oppervlak van het blad en lengte van de steel. Opvallend de scherpe, welhaast doornachtige groeipunten.

Nog opvallender is dat het blad een sterke v-vorm heeft, het blad is dus niet plat maar staat aan de zijkanten naar boven, als een letter v.

V-vormig blad, beetje kartels, onregelmatig spitsvormig toelopend

Onderkant van een in de regen geplukt blad

De vruchten

De boom kan rijk dragen. De vruchten zijn middelgroot, maar ongelijk van grootte. Zij hangen aan een tamelijk korte, vrij dikke, soms iets kromme steel. Die steel staat als het ware in een afgerond kratertje ingeplant. Aan één kant is het afgeronde kratertje vaak hoger.

De vruchten zijn, de naam zegt het al, opvallend groen. Wat roest bij de steel en vooral bij de kelk hoort bij het ras. Verder staan er over de hele schil bruine stippeltjes. In de herfst treedt buiten een lichte vergeling op. Die treedt niet bij alle peren op. En als hij optreedt, is dat niet bij alle peren even sterk. Bij een heel enkele peer die pal in de zon hangt zonder bladschaduw is een heel licht blosje nog net te zien.

Drielse Groenen met regendruppels eraan

Spikkels over het hele lijf, roest vooral bij de kelk en ook wat meer op het "kratertje" bij de steel

Verder: er zijn amper zieke peren aangetroffen. De peer is, volgens de sporadische woorden die over hem geschreven zijn, weinig ziektegevoelig.

De Drielse Groene van binnen

De smaak, kleur, kwaliteit van de stoofpeer

Uiteraard zijn de nu, dit jaar grote peren geproefd. Gestoofd zijn ze smakelijk, maar zonder bijzonder aroma. Er is geen suiker of roodmaker nodig. Zowel warm als afgekoeld zijn ze "gewoon" lekker (als bijgerecht dan wel als toetje). Koud is de stoofpeer als lekker, aangenaam fris te kwalificeren. Stenigheid of korreligheid is niet aangetroffen. Een redelijk rode kleur verschijnt bij het stoven. Indien frambozensiroop of rode wijn toegevoegd wordt kan de peer alleen maar nóg mooier rood gaan worden.

Conclusie

In onze omgeving zal de Drielse Groene vaker op het menu staan. Het ras verdient het echt niet in de vergetelheid te verdwijnen.

Gestoofde Drielse Groene: een smakelijk gerecht



Aan de inhoud van deze pagina kunnen geen rechten worden ontleend
©2001- POMologische Vereniging Noord-Holland