Fruitrassen van wel erg weleer...  


In 1952 verscheen het boek "De ontwikkeling van de Nederlandse tuinbouw (tot het jaar 1930)". Geschreven door W.J. Sangers.

In het boek komt een rijtje namen van 15e eeuwse fruitrassen voor. In deze rubriek zijn deze mooi op hun plek!

Appelvariëteiten

Braitappelen, Brandreelen, Dyetzelynghe, Kleeffsche Dytzeling, Appel van Geryt die Dersker, Cruijtappel, Emmerappel, Zomerguldeling, Witte Zomerguldeling, Winterguldeling, Kayuwelen, Kandewelen, Keyserinnen, Louwerysz Appel, Pippingen, Ribbeling, Sinte Jacopsappelen, Vetting, Vlaamsche Trippelinc, Vijfappel.

Perenvariëteiten

Anguois, Braetperen, Engelsche Braadperen, Oostperen, Peren van Hairlem, Rijetpeer, Smoutperen, Ysbouten, Winterperen.

Een paar conclusies kun je uit deze opsomming trekken.

Ten eerste, er waren al internationale contacten. Met Kleef, met Engeland. Sangers citeert regelmatig uit archieven van tolpunten op de Rijn. Appels werden in die tijd al ingevoerd uit Duitsland en uit- of doorgevoerd naar Engeland.

Ten tweede, sommige rassen zijn al erg oud, zoals de IJsbout. Ik meen gelezen te hebben (in: "Peren voor de Miljoenen" van Herman van Dommelen) dat die eeuwen daarvoor al verkocht werden vanuit de abdij van Egmond.

Ten derde, pomologen die tijd over hebben en nieuw oud werk zoeken kunnen zich nog altijd gaan vermaken met het traceren van (namen van) fruitrassen in de oude documenten. Alleen, wie zegt dat de "Rijetpeer" dezelfde peer is als onze huidige historische Winterrietpeer?

Te vrezen is dat als pomologen in de oude documenten gaan duiken er nog meer discussie ontstaat dan nu soms al het geval is in determineerkwesties...........



Aan de inhoud van deze pagina kunnen geen rechten worden ontleend
©2001- POMologische Vereniging Noord-Holland